荷兰语里的动词

2011-08-22 20:12:41 荷兰语动词

Give the correct form of the verb, in the Present Tense, the Past Tense, and the Present Perfect Tense:

1. Ik (zijn) (g)een meisje.

Ik ben een meisje. Ik was een meisje. Ik ben een meisje gewesst.

2. Mary (zijn) ook een meisje.

Mary is ook een meisje.Mary was ook een meisje. Mary is ook een meisje gewesst.

3. (Zijn) jij een man of een vrouw?

Ben jij een man of een vrouw? Was jij een man of een vrouw? Ben jij een man of een vrouw gewesst?

4. Hij (hebben) een goed boek.

Hij heeft een goed boek. Hij had een goed boek. Hij heeft een goed boek gehad.

5. (Hebben) jij ook een mooi boek?

Heb jij ook een mooi boek? Had jij ook een mooi boek? Heb jij ook een mooi boek gehad?

6. De jongen (wandelen) in de tuin.

De jongen wandelt in de tuin. De jongen wandelde in de tuin. De jongen heeft in de tuin gewandeld.

7. Mary (werken) in de stad.

Mary werkt in de stad. Mary werkte in de stad. Mary heeft in de stad gewerkt.

8. (Luisteren) jullie naar de radio?

Luisteren jullie naar de radio? Luisterden jullie naar de radio ? Hebben jullie naar de radio geluisterd

9. Philip (luisteren) niet.

Philip luistert niet. Philip luisterde niet. Philip heeft niet geluisterd.

10. Hij (praten) te veel.

Hij pratt te veel. Hij pratte te veel. Hij heeft te veel gepratt.

11. De atleet (oefenen) elke morgen (morning).

De atleet oefent elke morgen. De atleet oefende elke morgen. De atleet heeft elke morgen geoefend.

12. Waar (planten) je vader de boom?

Waar plantt je vadar de boom? Waar plantte je vadar de boom ? Waar hebt je vadar de boom geplantt

13. Ik (kennen (to know a person) de vrouw niet.

Ik kenn de vrouw niet. Ik bennde de vrouw niet. Ik heb de vrouw niet gekennd.

14. Suzan (branden) haar vinger.

Suzan brandt haar vinger. Suzan brandde haar vinger. Susan heeft haar vinger gebrandd.

15. (Zagen (to saw, cut) jij het hout voor het vuur?

Zag jij het hout voor het vuur?Zagde jij het hout voor het vuur? Heb jij het hout voor het vuur gezagd.

16. (Wonen) (to live) je vriendin in Grand Rapids?

Woon je vriendin in Grand Rapids? Woonde je vriendin in Grand Rapids? Heeft je vriendin in Grand Rapids gewoond.

17. Nee, zij (wonen) in Grand Haven.

Nee, zij woont in Grand Haven. Nee, zij woonde in Grand Haven. Nee, zij heeft in Grand Haven gewoond.

18. Ik (pakken) het boek van de tafel.

Ik pakk het boek van de tafel. Ik pakkte het boek van de tafel. Ik heb het boek van de tafel gepakkt.

分享

热门关注

出国留学需要参加哪些考试 托福和雅思考试的区别有哪些

留学考试

新加坡的三类升学考试介绍

新加坡留学考试

如何应对新版德福机考?

新版德福机考

去法国留学的面试准备指南

法国留学

意大利都灵理工大学本科入学考试有哪些

意大利留学

荷兰语考试语言等级如何划分

荷兰留学

暑期阅读提高你的SAT

美国留学

有效的GRE考试准备方法

备考GRE

日本留学申请的考试详解

日本留学申请的考试

好的SAT分数是多少?

留学美国

热门问答